De story achter het succes van de Foodhallen

De story achter het succes van de Foodhallen

Ze begonnen in 2014 in Amsterdam, veroveren nu Rotterdam en strijken volgend jaar neer in Den Haag. Het verhaal van de 3 pioniers van de Foodhallen. “De mensen die zeiden dat het niks zou worden, hebben het nakijken.” Kijk voor meer foto's onder dit artikel.

Tekst Iris Kranenburg 

“Niemand geloofde in ons. Ze zagen ons als 3 snotapen die maar wat lulden”, begint Chong Chu. Samen met zijn vrienden Tsibo Lin en Zing-Kyn Cheung had hij een paar jaar geleden namelijk grote plannen. “San Miguel heeft de Mercado, Barcelona de Mercat de la Boqueria en Londen de Borough Market. Ware trekpleisters en iedere dag ramvol. En wat had Amsterdam? Niks.” Bizar, vond Chu. Hij zag namelijk de kracht van die buitenlandse foodhallen. “Ze bieden een nieuwe manier van uitgaan. Naast ruime keuze aan goed eten, kun je er ook terecht voor een drankje, muziek, workshops of andere events. Bezoekers ervaren bovendien de laagdrempelige sfeer van een foodfestival en je kunt er zowel alleen als met grote groepen komen. De mix van al deze elementen zorgt voor een dynamische vibe. Waarom zou zoiets niet in Nederland kunnen werken?”

Gedeelde verantwoordelijkheid
3 jaar lang zaten de 3 ondernemers vervolgens bij elkaar. In de avonduren - ze werkten elders nog fulltime - en in een Amsterdams oud-kraakpand, ontwikkelden ze een bedrijfsformule die tot op de dag van vandaag werkt: de Foodhallen. Eerst in Amsterdam, toen Rotterdam en straks ook in Den Haag. Lin: “Hier vind je verschillende eettentjes onder één dak met elk een compleet eigen look-and-feel. Al de ondernemers betalen maandelijks een percentage van hun omzet, huur en servicekosten aan ons. Van dit bedrag bekostigen we alle faciliteiten die ze nodig hebben om te kunnen draaien, zoals schoonmaak, het ophalen van afval, water en (online) marketing. Het andere deel van de omzet halen we uit de centrale bar.” Dit betekent dus - kort gezegd - dat Lin, Chu en Cheung verantwoordelijk zijn voor het operationele gedeelte en de standhouders voor de inrichting van hun stand en de gerechten. Lin vervolgt: “Zo dragen we zorg voor elkaars succes en bouwen we samen aan een geslaagd concept”.

One down...
De eerste Foodhallen zetten ze dus in Amsterdam op en wel in 2014 in Oud-West. Lin: “In een oude tramremise van 16.000 vierkante meter. 16 jaar lang stond dit gebouw leeg en zag je er eigenlijk alleen maar duiven en krakers. Toch zagen wij potentie in een van de ruimtes, die 2.400 vierkante meter besloeg. Mensen verklaarden ons voor gek. Wie zou er komen naar het verpauperde Oud-West?” Al snel toonden echter niet de minste namen interesse, vertelt Lin. “Chef en horecaondernemer Robert Kranenborg en Yossi Eliyahoo (onder andere The Duchess, MR Porter en MOMO in Amsterdam, red.) wilden het wel proberen. Robert met Le Big Fish en Yossi met The Butcher. Toen dat bekend werd, ontplofte het.”

Kans voor start-ups 
Er kwamen - en komen nog steeds - vooral veel aanvragen binnen van start-ups, vertelt Cheung. “Vaak hebben zij geen geld om een pand in Amsterdam te huren, maar kunnen ze wel een stand bekostigen in de Foodhallen. En omdat het risico bij ons relatief laag is, zie je dat jonge, talentvolle professionals de stap durven te wagen. Neem bijvoorbeeld de 2 heren achter VietView. Zij stopten met hun vaste baan om samen met ons een avontuur aan te gaan in de Foodhallen.” Nog altijd krijgen Cheung en zijn compagnons 3 à 4 aanvragen per week binnen van ondernemers die een stand willen huren. Cheung: “We zijn dan wel heel kieskeurig. We werken voornamelijk met lokale bedrijven om draagvlak te creëren, willen een gevarieerd aanbod en hebben een voorkeur voor bedrijven met een duidelijke identiteit en uitstraling. Bezoekers van de Foodhallen denken namelijk niet van tevoren: waar heb ik zin in? Nee, ze laten zich verleiden door wat ze zien.”

Meerwaarde voor de buurt
Inmiddels worden de Amsterdamse Foodhallen jaarlijks bezocht door zo’n 650.000 mensen, waarvan 65% van buiten de hoofdstad komt. Gemiddeld besteden zij tussen de 15 en 20 euro per persoon. Daarnaast kreeg de buurt een enorme boost. Cheung: “Door de toename van het aantal bezoekers is de naastgelegen Ten Katemarkt bijvoorbeeld veel drukker dan voorheen - terwijl marktkooplieden ons eerst als concurrent zagen, zien ze ons nu als meerwaarde. Daarnaast werd Oud-West ineens een interessante plek voor andere horecaondernemers, met veel kwalitatief goede horeca tot gevolg. De mensen die zeiden dat het niks zou worden in Oud-West, hebben dus het nakijken.”
 
Slachtoffer van succes 
Een juichverhaal van a tot z. Althans, zo lijkt het. Want tegelijkertijd met hun Amsterdamse succes, werden de 3 oprichters hier ook slachtoffer van. Chu: “De ruimte die we huurden was te groot voor alleen de Foodhallen. We besloten daarom om in het leegstaande gedeelte 2 reguliere restaurants te openen: Meat West en Halte 3.” Het geheel liep toen echter niet zo goed. “In 3 maanden tijd wilden we immers 3 gigantische zaken eruit rammen. Naast dat we ons niet op alles tegelijkertijd konden focussen, werden we links en rechts ook nog eens ingehaald door nieuwere en betere horeca in de buurt. Daarom sloten we die beide zaken weer en besloten we rustig na te denken over een nieuw concept. In 2016 openden we vervolgens de Kanarie Club: een eigentijdser concept waar gasten kunnen eten, drinken en uitgaan, maar ook zzp’ers kunnen werken.” 

Rotterdam en Den Haag 
Sindsdien staan de Foodhallen en de Kanarie Club in Amsterdam als een huis. Dat zien ook projectontwikkelaars, zegt Cheung. “We kregen de afgelopen jaren heel veel aanbiedingen om elders ook Foodhallen te beginnen, maar hebben gewacht op de juiste locatie. Die kwam eerder dit jaar: in augustus openden we Foodhallen Rotterdam, in pakhuis Meesteren op de iconische Kop van Zuid.” De verwachtingen zijn hoog: 325.000 bezoekers per jaar. De 3 bewijzen er in ieder geval mee dat foodhallen in Nederland zeker bestaansrecht hebben. Toch denken ondernemers er, aldus Cheung, vaak te makkelijk over. “Dan beseffen ze bijvoorbeeld niet dat je met ongelooflijk veel partijen moet samenwerken, dat er in Nederland wellicht helemaal geen vraag is naar een foodhal met alleen retail en dat de markt verzadigd begint te raken. Ondanks dat laatste, gaan wij wel door. En tipje van de sluier? Volgend jaar kan Den Haag ons verwachten.”

 

Artikel delen