Gelukkig valt er over smaak niet te twisten. Dat is maar goed ook, want zoveel mensen, zoveel meningen.
De een is verzot op een IPA, de ander vindt het niet te drinken. Waar je als horecaondernemer wel over mag twisten met je toeleverancier, is kwaliteit. Wie zaken doet met grote brouwers, zal weinig kwaliteitsproblemen tegenkomen. De brouwers en kwaliteitsmanagers zorgen dat alleen kwalitatief goede bieren de brouwerij verlaten. Het kan dan in de keten alsnog misgaan.
Als de tussenhandel het bier niet goed opslaat of als het bier bij de horecaondernemer uit een niet goed gereinigde tap komt, heb je de poppen aan het dansen. Bij de kleinere brouwers krijgt kwaliteit ook steeds meer aandacht, maar vaak gaat het nog mis. We zien dat ook bij de Entree Huisbierverkiezing. Huisbieren worden vaak gebrouwen bij kleine brouwerijen en hoewel er een stijgende lijn in zit, deelt de jury nog redelijk wat onvoldoendes uit. Leuk natuurlijk om als horecazaak een huisbier, een lokaal of regionaal bier op de kaart te hebben staan. Er was een tijd dat het een gimmick was; iedereen wilde wel een lokaal bier bestellen. Inmiddels zijn gasten veel meer gewend op biergebied. Een kwalitatief ondermaats bier is voor iedereen een zeperd.
Onlangs had ik het nog: ik kocht op een van de Waddeneilanden een lokaal bier en kreeg een schuimloos, onbestemd slap drankje. Teleurstelling alom. Iedere gast die zo’n bier krijgt, zal klagen. Kleine brouwers krijgen, zoals onlangs op het CRAFT-congres, op het hart gedrukt dat ze aan kwaliteit moeten werken. Horecaondernemers moeten aan ingangscontrole doen en met de brouwer of de groothandel in gesprek gaan. Liever géén lokaal bier op de kaart als er kwaliteitsproblemen zijn. Er zijn voldoende regionale alternatieven. En wie het lastig vindt kwaliteit te beoordelen, kan een van de vele Nederlandse biersommeliers om hulp vragen. Kwaliteit komt altijd boven lokale trots.